Christenen zijn een raar volkje, vond Manon, en toen werd ze één van hen.
Dit interview is ook gepubliceerd op CIP.
Ze groeide op in een seculier gezin. Zowel haar ouders, grootouders als sommige overgrootouders kenden de kerk niet van binnen. Toch stapt Manon (26) over de drempel en wordt toegewijd christen: “Ik kan het wel van de daken schreeuwen”
Manon groeit op in één van de noordelijke provincies van ons land. Daar vind je geen grote groepen reformatorische mensen. Geen grote kerken waar massale diensten gehouden worden op zondag. Geen drommen mensen in het zwart gekleed. Daar groeien sommige mensen op in een geslacht wat al generaties lang de kerk alleen van buiten kent. In een onbekend dorpje staat één kerk die bezocht wordt door slechts enkele inwoners.
Manon bezoekt ook geen christelijke basisschool, heeft geen opa of oma die vroeger naar de kerk ging, niets. Jezus? Die naam zegt haar weinig. Via schoolexcursies komt ze af en toe in een katholieke kerk. Daar ziet ze een Man aan het kruis en ze laat zich vertellen dat het Jezus is.
Thuis hebben ze niet zoveel op met gelovigen. Af en toe loopt er een christelijk gezin uit de straat langs. ‘Ah’, zegt haar vader dan: ‘daar gaan ze weer.’ In het verleden werd hij opgelicht door een christen. Sindsdien wil hij niets meer van ze weten. Manon vindt christenen maar een raar volkje. Eén van haar klasgenoten is christen, want met het eten bidt ze. Interessant vindt Manon het niet, het is gewoon een gegeven.
Maar ineens dringt het christendom toch haar leven binnen als ze in augustus 2019 een relatie krijgt met een christen. Hij bezoekt twee keer per zondag een kerk. Manon heeft medelijden: ‘Ik vond het zielig voor hem en zei: ‘Je moet er vroeg uit en bent de hele zondag aan de kerk kwijt.’ Ook lacht ze hem uit als hij vertelt dat Jezus eens terugkomt op een wolk. Maar hij laat zich niet uit het veld slaan: ‘Hij vroeg of ik mee wilde naar een dienst op woensdag met kerst. Ik stemde er uiteindelijk mee in omdat ik wist hoe belangrijk het geloof voor hem was.’
Manon heeft er een dubbel gevoel over: ‘Ik was bang om uitgelachen te worden omdat ik niet wist hoe je je als christen gedraagt. Ik wist bijvoorbeeld niet dat het bidden afgelopen was na ‘Amen’. Daarom keek ik tussen mijn oogharen door wanneer anderen hun ogen openden.’ Toch valt het mee. Daarop gaat ze een keer mee naar een zondagse eredienst. En nog een keer en nog een keer en nog een keer: ‘En ik ben niet meer gestopt.’
Hoe kan het dat je er eerst zo tegenop zag en daarna zo graag mee wilde?
“Mijn toenmalige schoonfamilie was heel warm en stond open voor mijn twijfels. Ik schreef allerlei vragen en vooroordelen op in een schriftje en checkte die bij hen. Ook de gemeente was zo. Dat kende ik niet: een gemeenschap die er voor elkaar is. Het voelde als een warm bad waarin ik terecht kwam. Het zingen met een grote groep mensen vond ik geweldig. Ik dacht: ‘Deze mensen zijn gewoon normaal.’ Ik ging daarom steeds meer uitkijken naar de kerkdiensten. Ik wist ook hoeveel het betekende voor mijn toenmalige vriend en wilde daar niet luchtig mee omgaan. Tegelijk kwam het helemaal van mijn kant, er is geen enkele druk op mij uitgeoefend.”
Hoe reageerde je omgeving daarop?
“Ik kreeg steeds vaker vragen, ook vanuit mijn ouders: ‘Waarom ga je eigenlijk elke zondag naar de kerk? Ik zei dan dat ik het zingen erg leuk vond. Tegen anderen zei ik dat ik naar de kerk ging omdat het zo gezellig was.
Aan het einde van 2019 had ik zoveel zin om naar de kerk te gaan, dat ik de hele week uitkeek naar zondags. Mijn familie zag dat gebeuren. Ik kreeg opmerkingen als ‘Je gelooft toch niet in dat sprookjesboek’ en ‘Ze zitten allemaal netjes in de kerk, maar ondertussen zijn het oplichters.’ Dat gaf mij niet de ruimte om er voor uit te komen. Als ze bij me langs kwamen, verstopte ik mijn Bijbel of zette geen christelijke muziek op: alleen maar om discussies te voorkomen.”
Welke rol had Bijbellezen en bidden in jullie toenmalige relatie?
“Mijn toenmalige vriend bad altijd voor het eten. Op een dag vroeg ik hem of hij het hardop wilde doen, want ik was wel benieuwd wat christenen aan God vertelden. Na een tijdje ben ik mee gaan doen. Van zijn ouders kreeg ik een HSV Jongerenbijbel.
In november ging onze relatie uit. Ik wilde in december graag kerst vieren, maar niet alléén. Al vroeg werd ik wakker en vroeg me af of in die stad ook een kerk zou zijn die kerst vierde. Op mijn telefoon zag ik dat er een half uur later een kerkdienst begon in een kerk die dichtbij was. Toen ben ik uit bed gesprongen en naar de kerk gesjeesd. Ik was nèt op tijd. Het was zo mooi. Huilend van blijdschap ervaarde ik dat ik niet alleen was en dat God me had laten zien dat er nog veel meer mensen waren die kerst op dezelfde manier vierden.”
Wat houdt jouw geloof precies in?
“Naast dat ik natuurlijk geloof dat God bestaat, is het voor mij ook een relatie onderhouden met Hem. Dat doe ik door het luisteren naar christelijke muziek, de kerkdienst, gesprekken die ik heb. Het dagelijks bidden.
Ken je het boek ‘De meeste mensen deugen’ van Rutger Bregman? Ik dacht dat ik zo was en dat we het heel goed met elkaar deden. Toen ik tot geloof kwam, zag ik dat dat niet waar is. Dat we allemaal zondig en fout zijn. Ik merk dat God me ook leert om in te zien welke dingen verkeerd zijn en om dat voortaan beter te doen. Roddelen is zo’n voorbeeld. Of hoogmoed. Of oneerlijk zijn over dat ik nu in God geloof. Ik heb een aantal negatieve ervaringen gehad toen ik vertelde dat ik christen ben. Het voelt nu alsof ik een coming-out doe. Ineens moet ik iets delen over mezelf, wat ik vroeger nooit hoefde. Er heerst een soort vooronderstelling dat je niet gelooft.
Jezus is de altijd Aanwezige in mijn leven. Vaak als ik bid, komt er ook een antwoord. Bijvoorbeeld in het geval van het dopen. Ik had er zo’n angst voor. Toen bad ik ervoor en in een kerkdienst is dan ineens – als sneeuw voor de zon – mijn angst verdwenen. Dan merk je dat God aanwezig is en gebeden hoort. Niet dat al mijn gebeden verhoord worden, maar ik denk dat we ook blij mogen zijn dat God sommige gebeden niet verhoort.”
Na de kerkdienst met kerst gaat Manon naar huis. Ze vindt het te spannend om te blijven en mensen aan te spreken. De weken erna bezoekt ze de kerk twee keer per zondag totdat corona uitbreekt en de kerken dichtgaan (maart 2020). De kerk die Manon dan bezoekt, stelt op doordeweekse avonden de kerk open voor bezoekers. Er wordt geen dienst gehouden, maar er staat zacht muziek aan en er is tijd voor overdenking en eventueel een kop koffie. Manon maakt er graag gebruik van. Dan spreekt één van de gastheren haar aan. Die reageert verrast als hij erachter komt dat Manon geen lid van de kerk is, maar al wel gelooft. Op zijn beurt brengt hij haar in contact met een vrouw uit haar wijk. En zo komt Manon uiteindelijk in contact met de predikant. Daar geeft ze aan dat ze zich wil laten dopen. In een zondagse eredienst met een onbekende gemeente ziet ze niet zitten, ze kent er niemand en het zou opvallen.
Maar de predikant gaat daar niet in mee en adviseert haar er met God over te spreken wat Hij wil dat ze zal doen. Dat doet ze. Ondertussen vertelt ze thuis dat ze inmiddels zelf ook gelooft. Haar vader reageert eerst boos: “Hij vroeg of ik nu in sprookjes geloofde en zei dat God niet bestaat”. Deze opmerkingen zijn niet na één keer verdwenen: “Als hij vroeg wat ik zondags gedaan had en ik vertelde naar de kerk te zijn geweest, reageerde hij elke keer boos. Hij zei dat het slecht was en dat het allemaal sprookjes waren. Dat ging vaak wel een half uur door.” Eerst gaat Manon er serieus op in, maar ze merkt al snel dat het weinig effect heeft. Daarom stelt ze voor dat ze niet meer over dit onderwerp zullen spreken.
En toen?
“Anderhalve maand later legden vijf jongeren belijdenis van het geloof af in de kerk. Eén van hen liet zich ook dopen. Toen dacht ik: ‘Wat zij kunnen, kan ik ook.’ De doodsangst die ik eerst had, verdween. Het voelde ineens als ‘appeltje-eitje’. Diezelfde zondag heb ik de dominee gebeld. Ik hoefde ook niet op catechisatie, omdat ik al veel gesproken had met de predikant van de kerk waar ik eerder ging. Ook had ik er de Alpha-cursus gevolgd.”.
Dan gaat het snel. Na wat overleg blijkt er op 19 september ruimte te zijn voor een doopdienst. Manon stemt ermee in. Dan vertelt ze ook haar ouders dat ze gelooft en zich laat dopen. Haar vader reageert zoals verwacht: “Hij zei: “Ik heb alles voor je over, maar dit niet.” Ook mijn moeder wilde niet. Ik zei dat het prima was, maar dat ik ze wel uit wilde nodigen. Ik wilde niet dat ze met tegenzin kwamen, uit medelijden voor mij. Dan heb ik liever dat ze niet komen, al is dat natuurlijk jammer. Maar ik kan hun hart niet veranderen.
Toch hoort Manon een paar dagen later dat haar ouders – na onderling overleg – alsnog willen komen: “Je vader en ik hebben het er nog eens over gehad. Omdat het zo belangrijk is, hebben we toch besloten om erbij te zijn.”
De dienst verloopt boven verwachting: “Ik was bijna hysterisch, zo blij.” De dooptekst waar Manon voor kiest, is 1 Petrus 1: 8 en 9: “Hoewel u Hem niet gezien hebt, hebt u Hem toch lief. Hoewel u Hem nu niet ziet, maar gelooft, verheugt u zich met een onuitsprekelijke en heerlijke vreugde en verkrijgt u het einddoel van uw geloof, namelijk de zaligheid van uw zielen.” Ook wordt de kerk nu voor een deel gevuld met ander publiek: “Normaal ken ik niemand in de gemeente, maar toen ik tijdens deze dienst achterom keek, zag ik al mijn vrienden en familie zitten.”
Hoe reageerde iedereen?
“Na de dienst kreeg ik allemaal cadeautjes – ik wist niet dat dit gebruikelijk was. Mijn familie reageerde positief. Ze vertelden dat ze niet de week erna weer in de kerk zouden zitten, maar ze begrepen dat ik er graag heen ga. Ze zien ook dat ik door het geloof in God niet ineens veranderd ben in een gek. Ik ben nog steeds dezelfde, maar dan met geloof in God. Dat neemt wel een stuk spanning weg tussen ons.
Laatst deed ik een stadswandeling. Toen de gids iets noemde van een kerk, vertelde mijn vader dat ik christen ben. De gids werd toen heel boos en heeft me allerlei beledigingen naar het hoofd geslingerd. Bijvoorbeeld over dat vrouwen niks mogen in de kerk. Midden op straat, het ging maar door. Sindsdien ben ik voorzichtiger geworden om er iets over te delen. Op mijn vader maakte dat voorval veel indruk. Eigenlijk was hij hij even toeschouwer van een extremere versie van zichzelf.”
Je hebt een keer op social media gedeeld dat conservatieve stromingen van het christendom je aantrekken. Waarom is dat?
“Ik ben natuurlijk niet opgevoed in een christelijk gezin. Je krijgt dus niet van jongs af aan mee waarom er in de kerk bepaalde keuzes worden gemaakt. Ik word daarom teruggeworpen op de Bijbel. Dat is soms best lastig omdat ik in m’n eentje probeer te begrijpen waar andere mensen een universitaire studie voor hebben afgerond. Denk bijvoorbeeld aan het voorgaan van vrouwen in de kerkdienst. Ik zet dan vervolgens vraagtekens bij die keuze. Eerder trok ik gelijk de conclusie “dat is fout”, maar daar ben ik nu voorzichtiger mee geworden. Ik merk vooral dat ik geneigd ben om dezelfde conclusies uit de Bijbel te trekken als conservatieve stromingen. Maar wat is precies conservatief? Want mensen in een baptistenkerk zou je niet conservatief kunnen noemen omdat ze een bandje in plaats van een orgel in de kerk hebben. Maar tegelijk zijn ze in de leer wel conservatiever.”
Er zijn ook christelijke jongeren die opgevoed zijn in conservatieve stromingen, maar juist breken met het christelijk geloof. Hoe kijk jij daar tegen aan?
“Ik heb inmiddels vriendinnen die dat ook gedaan hebben. Zij vertellen mij: ‘Jij kunt je eigen geloof vormgeven zoals je wilt en je hoeft niet je hele pubertijd gedwongen naar de kerk’. Ik denk dat ouders minder dwingend moeten zijn en jongeren ook de ruimte moeten laten om hun geloof vorm te geven. En het lijkt mij heel natuurlijk dat je geloof de ene keer sterker is dan de andere keer: daar moet ook ruimte voor zijn.
Maar het lijkt mij ook heel lastig om later – als ik kinderen krijg – mijn enthousiasme over het geloof goed over te kunnen brengen zonder dwang.”