Ilonka woont voor MAF in Oeganda. Hoe geef je geld uit dat niet ‘van jou’ is, maar van donateurs?
Dit artikel stond eerder in het ND

‘Een ijsje met de kinderen? Dan voelde ik me schuldig. Wat zouden de donateurs denken?’ Voor de 57-jarige Ilonka Barendse, die met haar man in Oeganda woont en leeft van giften, was omgaan met geld in het begin best ingewikkeld.
‘Toen ons gezin uitgezonden werd voor MAF, vond ik het leven van giften lastig. Ik wist precies wie wat gaf. Als ik dan een ijsje ging eten met de kinderen, voelde ik me schuldig. Wat zouden de donateurs van deze luxe vinden? Als we op vakantie gingen, haalde ik het geld uit ons vroegere spaarpotje, zodat anderen daar niet voor betaalden. In een gesprek met de MAF-directeur ben ik daar los van gekomen. ‘Mensen vertrouwen erop dat jullie er goed mee omgaan’, zei hij. ‘En daar hoort ook ontspanning bij.’
Mijn man zit er anders in dan ik. Kom ik uit een ondernemersgezin waar het soms best krap was, bij hem was dat anders. Kees zei tegen me: ‘Als jij dertig euro geeft, ga je toch ook niet vragen wat mensen ermee doen?’ Dat gevoel uit de beginjaren raakte ik kwijt. Nu ga ik vrijer met het geld om, maar ik blijf zuinig. Dat komt ook omdat ik zie hoe weinig mensen hier hebben. Als ik bananen koop voor 1 euro 25, gebruiken zij dat geld om tomaten en uien te kopen. En misschien een visje voor de kinderen.
Bovendien hoeven wij niet voor ons geld te zorgen, dat doet de thuisfrontcommissie. Het zou ons te veel afleiden als we ons daar ook druk om moeten maken. Jaarlijks streeft ons thuisfrontteam naar een bedrag van 65.000 euro, wat in ons steunfonds gaat. Daarvan krijgen we maandelijks 2700 euro uitgekeerd, waar we van kunnen leven. Ook wordt het huis betaald, evenals verzekeringen en vliegtickets als we naar Nederland gaan. Iedereen die uitgezonden wordt voor MAF betaalt duizend euro voor het huis, ongeacht waar je zit.’
Voordelig
‘Vergeleken met Nederland leven we hier voordeliger. Een avondje uit eten met z’n tweeën kost twintig euro. Voor koffie tellen we vijf euro neer voor een pondspak: het wordt lokaal geproduceerd en is daarom goedkoper. En lekkerder. Toch zijn sommige dingen ook duurder, kaas bijvoorbeeld. Producten die uit het buitenland komen, zijn sowieso duurder – ze moeten allemaal over de weg worden aangevoerd, want Oeganda heeft geen zeehavens. Kleding koop ik grotendeels tweedehands. Je betaalt tien, elf euro voor sandalen die ze aan de weg verkopen. Als ik in Nederland ben, haal ik het een en ander in de uitverkoop. Ik hoef echt geen honderden euro’s uit te geven aan nieuwe dingen. Wel geef ik wat meer geld uit aan Birkenstocks. De wegen zijn hier slecht, dus heb ik wat meer ondersteuning nodig als ik het dorp in ga.
Onze auto – een Nissan uit 1996 – spaarde de thuisfrontcommissie bij elkaar, Kees onderhoudt ‘m zelf. We betalen geen wegenbelasting, alleen een verzekering van 25 euro per jaar. Wat ook anders is: als je als wit persoon betrokken bent bij een ongeval, ben jij de schuldige en moet je dus betalen. Onze zorg loopt via een verzekering vanuit Nederland, dat betaald wordt uit het steunfonds. Hier in de regio zijn prima tandartsen, en sommige dingen – zoals een kroon – zijn de helft goedkoper dan in Nederland. Maar als er iets ernstigs is, vlieg je terug. Die medische vluchten zijn duur, maar gelukkig worden die ook gedekt door een verzekering.’
Schoolgeld
‘De portemonnee van veel Oegandezen ziet er vaak heel anders uit dan die van mensen in Nederland. Als wit persoon in een dorp waar mensen zonder elektriciteit of stromend water leven, kun je niet zeggen: ik doe niks. We zijn zó rijk. Er zijn geen sociale voorzieningen, mensen zijn voor hulp op elkaar aangewezen. Wij houden altijd minimaal tien procent aan om weg te geven – naar de kerk, maar ook naar kinderen die we helpen met schoolgeld. Samen met vrienden en mensen uit onze kerk ondersteunen we nu dertien of veertien kinderen per jaar.
De nood is groot: veel kinderen zijn wees of hebben ouders zonder inkomen. Via de bewaker van ons terrein – die goed bekend is in het dorp – horen we vaak schrijnende verhalen. Maar je kunt niet iedereen helpen. Ik zeg altijd: ik betaal schoolgeld voor één jaar, daarna kijk ik of het opnieuw kan. Ook proberen we mensen op andere manieren te helpen, een vak leren geeft een grotere garantie voor financiële stabiliteit dan eten geven.
We kijken ook vooruit. We worden ouder, en ons pensioen komt dichterbij. Daar sparen we al voor sinds het begin, via een polis. Elke maand leggen we 100 tot 250 euro in. Via het steunfonds is mijn AOW verzekerd, zodat we daar een beroep op kunnen doen als we terug in Nederland komen. Wat we van ons levensonderhoud overhouden, beleggen we in een spaarbeleggingsplan. Maar naar die koersen durf ik met de huidige waardedalingen niet te kijken… Uiteindelijk hopen we in Nederland een huis te kopen. Zodat we oud kunnen worden, dichtbij familie en vrienden.’
Waardeer dit artikel!
Jouw steun maakt onafhankelijke journalistiek mogelijk! Dit artikel las je gratis, maar het schrijven kostte tijd en onderzoek. Wil je bijdragen aan deze journalistiek? Met een kleine donatie – bijvoorbeeld €2,50 – help je mij om dit werk voort te zetten.
Elke bijdrage, groot of klein, maakt een verschil. Dank je wel!
