Huishoudboekje

Asielzoeker Amer moet in Nederland rondkomen van 73 euro per week. ‘Ik wil weer op eigen benen staan’

Dit artikel stond eerder in het ND

Amer Kaddoura. Beeld: Hendrina de Graaf

In het Apeldoornse asielzoekerscentrum woont Amer Kaddoura (41) uit Damascus. ‘Hier betaal je soms dertig procent loonbelasting. In het begin denk je: wat is dit? Totdat je ziet waar het naartoe gaat: zorg, onderwijs, wegen, kinderopvang.’

‘Mijn vader komt uit Haifa. Toen Israël in 1948 de stad overnam, verloor mijn familie alles: huis, grond, veiligheid. Sommigen werden verjaagd, anderen vermoord. Mijn vader vluchtte naar Syrië, maar vergat Haifa nooit. Hij heeft nog steeds de sleutel van hun huis. Kun je je voorstellen wat dat betekent? Ik ben geboren in Damascus. Mijn moeder is Syrisch, maar ik kreeg geen Syrisch paspoort. Alleen een tijdelijk verblijfsdocument voor Palestijnse vluchtelingen. Geen echte papieren, geen echt thuis. Dat is mijn leven lang zo geweest: er wel zijn, maar nergens bij horen. En dat voel je. Op school, op je werk, in elk gesprek. 

Ik studeerde computer engineering, stapte over naar design, maar ik wist: ik zal nooit ver komen, want ik ben geen Syriër. Later verhuisde ik naar Shanghai, waar ik elf jaar woonde. Ik was gefascineerd door de stad, de architectuur, de energie. Maar mijn ex-vrouw wilde terug richting Syrië, dus het werd Turkije. En daar kwam dat gevoel van buitenstaander-zijn weer terug.

Onze zoon is nu vijfenhalf. Hij woont bij zijn moeder in Damascus. En ook hij heeft geen nationaliteit. In Syrië krijg je het alleen van je vader. Dus begint zijn leven zoals het mijne: zonder paspoort, zonder zekerheid. Zie je de cirkel? Het herhaalt zich. En daar wilde ik iets aan veranderen. Daarom ben ik naar Nederland gekomen. Ik wil dat mijn zoon wél een plek heeft waar hij bij hoort. Ik kende al Nederlanders uit mijn tijd in Shanghai — fijne mensen, met respect en warmte.’

Belasting

‘In Syrië leer je al jong sparen. Niet om rijk te worden, maar om te delen. Dat zit in onze cultuur. Hier in Nederland is dat anders. Alles is georganiseerd en efficiënt. En dat heeft z’n voordelen. Neem belastingen. In Syrië regelt je baas dat. Je krijgt gewoon je salaris en denkt: prima. Maar hier zie je precies wat er van je loon afgaat. Dertig procent soms! In het begin denk je: wat is dit? Totdat je ziet waar het naartoe gaat: zorg, onderwijs, wegen, kinderopvang. Dan snap je het: je krijgt er iets voor terug. 

In Syrië is dat anders. Zelfs als je een goede verzekering hebt, zoeken ze smoesjes om je niet te helpen. Ik ben diabeet en de insuline die ik nodig heb, is daar niet beschikbaar. Of je weet niet of hij wel goed is. Ik gebruik nu een sensor die elke minuut mijn bloedsuiker meet. In Syrië zou dat me 85 euro kosten voor twee weken, zonder medicatie. Ook is de kwaliteit twijfelachtig, waardoor ik geen garantie heb dat deze twee weken werkt. 

In Syrië waren we niet arm, maar ook niet rijk. We konden dromen, we konden ze waarmaken. Ik weet nog dat mijn salaris in het begin weinig voorstelde; 250 euro per maand. Maar dat veranderde toen ik bij een internationaal bedrijf ging werken. Opeens verdiende ik bijna tweeduizend euro, meer dan mijn vader. Ik werkte voor een van de grootste speelgoedmerken in het Midden-Oosten, leidde creatieve projecten en ontwikkelde nieuwe ideeën. Maar het gaat er niet om of je geld hebt, maar of je toegang hebt tot dingen. En dat hadden we vaak niet, omdat we geen nationaliteit hadden.’

Droom

‘In Nederland mag ik nog niet werken, want ik heb nog geen BSN of verblijfsvergunning. Dus werk ik als vrijwilliger. Ik repareer Apple-computers, kook voor oudere Nederlanders, werk in de kringloop. Voor koken krijgen we soms een paar euro fooi, maar dat geef ik aan mijn kookmaatje. Waardering is voor mij belangrijker dan geld. Ik werk twee à drie middagen in de kringloop, van één tot vijf. Van het COA krijg ik wekelijks 73 euro. Daar betaal ik alles van: eten, persoonlijke verzorging, schoonmaakspullen en vervoer. Ik klaag niet, maar je moet slim omgaan met je uitgaven. Als ik een dagje weg wil om iets van Nederland te zien, ben ik dat hele bedrag kwijt. 

Mijn fiets? Tweedehands elektrisch. Hij kostte 270 euro, en de oplader 70 euro. Ik leende geld van medebewoners en betaalde het in stukjes terug. De accu is slecht, ik moet vaak sleutelen, maar hij doet het. Ik droom van een plek die van mij is. Een klein huis, een eigen designstudio, misschien een koffietentje waar ik kan koken én creëren. Een plek waar mensen zich welkom voelen — waar je soms gewoon gratis kunt mee-eten als het even tegenzit.

Ik wil mijn eigen geld verdienen, belasting betalen om iets voor Nederland terug te doen, een bankrekening openen. Ik weet dat ik het kan. Ik werk hard, ik geef niet op. En het mooie is: hier in Apeldoorn zien mensen me al. Er is een Nederlands gezin dat me hun zoon noemt. Als ik over straat loop, hoor ik: ‘Hé Amer!’ Dan voel ik: ik hoor al een beetje bij deze stad.’

Jouw steun maakt onafhankelijke journalistiek mogelijk! Dit artikel las je gratis, maar het schrijven kostte tijd en onderzoek. Wil je bijdragen aan deze journalistiek? Met een kleine donatie – bijvoorbeeld €2,50 – help je mij om dit werk voort te zetten.

Elke bijdrage, groot of klein, maakt een verschil. Dank je wel!

Totaal € -